Dutch » German

Translations for „bezorgen“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

be·zor·gen <bezorgde, h. bezorgd> [bəzɔrɣə(n)] VB trans

1. bezorgen (verschaffen):

bezorgen
bezorgen
bezorgen

2. bezorgen (veroorzaken):

bezorgen

3. bezorgen:

bezorgen (afleveren: post, krant)
bezorgen (afleveren: goederen)
bezorgen (afleveren: post)

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski