Translations for „bijhouden“ in the Dutch » German Dictionary

bij·hou·den <hield bij, h. bijgehouden> [bɛihɑudə(n)] VB trans

1. bijhouden (houden bij iets anders):

bijhouden

hinhalten

bijhouden

herhalten

houd je bord bij

halt deinen Teller näher heran

2. bijhouden:

bijhouden (gelijk blijven)

mithalten inf

bijhouden (gelijk blijven)

mitkommen

bijhouden (tempo, ontwikkeling)

Schritt halten

de gebeurtenissen bijhouden

die Ereignisse verfolgen

de vakliteratuur bijhouden

hinsichtlich der Fachliteratur gen auf der Höhe bleiben

3. bijhouden:

bijhouden (niet achter laten raken)

nicht in Rückstand geraten

bijhouden (boeken)

führen

bijhouden (talen)

pflegen

Usage examples with bijhouden

een dagboek (bij)houden

ein Tagebuch führen

een rekening bijhouden

ein Konto führen

een lijst bijhouden

eine Liste führen

de gebeurtenissen bijhouden

die Ereignisse verfolgen

de vakliteratuur bijhouden

hinsichtlich der Fachliteratur gen auf der Höhe bleiben

over iem een dossier bijhouden

jdn in den Akten führen

de boeken bijhouden/afsluiten/nazien

die Bücher führen/abschließen/prüfen