Translations for „bloemsaus“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

bloem·stuk <bloemstuk|ken> [blumstʏk] N nt

bloemstuk

Gesteck nt

bloemstuk

Blumenarrangement nt

bloem·bak <bloembak|ken> [blumbɑk] N m

bloembak (rond)

Blumenkübel m

bloembak (langwerpig)

Blumenkasten m

bloem·tros <bloemtros|sen> [blumtrɔs] N m

bloemtros

Blütentraube f

bloem·bed <bloembed|den> [blumbɛt] N nt

bloembed

Blumenbeet nt

bloem·bol <bloembol|len> [blumbɔl] N m

bloembol

Blumenzwiebel f

bloe·mist <bloemist|en> [blumɪst] N m

bloemist (kweker)

Blumenzüchter m

bloemist (handelaar)

Blumenhändler m

bloem·pot <bloempot|ten> [blumpɔt] N m

bloempot

Blumentopf m

bloe·me·tje <bloemetje|s> [bluməcə] N nt

1. bloemetje (kleine bloem):

bloemetje

Blümchen nt

2. bloemetje (boeket):

bloemetje

Sträußchen nt

de bloemetjes buiten zetten

auf die Pauke hauen

bloem·knop <bloemknop|pen> [blumknɔp] N m

bloemknop

Blütenknospe f

bloem·kool <bloem|kolen> [blumkol] N f

bloemkool

Blumenkohl m

bloem·perk <bloemperk|en> [blumpɛrk] N nt

bloemperk

Blumenbeet nt

bloemperk (smal)

Blumenrabatte f

bloemperk (rond)

Rondell nt

bloem·rijk <bloemrijke, bloemrijker, bloemrijkst> [blumrɛik] ADJ

bloemrijk

blumenreich

bloemrijk

blumig

bloem·scherm <bloemscherm|en> [blumsxɛrəm] N nt

bloemscherm

Dolde f

bloem·sui·ker [blumsœykər] N m geen pl Belg

bloemsuiker

Staubzucker m kein pl

bloemsuiker

Puderzucker m kein pl

bloemsuiker

Farinzucker m kein pl