Translations for „blowster“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

pleis·ter¹ <pleister|s> [plɛistər] N f (hechtpleister)

pleister

Pflaster nt

een pleister op de knie plakken

ein Pflaster auf das Knie kleben

vleis·ter N f

vleister feminine form of vleier

See also vleier

vlei·er <vleier|s> [vlɛiər] N m

vleier

Schmeichler m

beeld·houw·ster N f

beeldhouwster feminine form of beeldhouwer

See also beeldhouwer

beeld·hou·wer <beeldhouwer|s> [belthɑuwər] N m

beeldhouwer

Bildhauer m

beeldhouwer

Plastiker m

blok·let·ter <blokletter|s> [blɔklɛtər] N f

blokletter

Druckbuchstabe m

blokletter

Blockbuchstabe m

in blokletters

in Druckschrift

in blokletters

in Blockschrift

bloem·kweek·ster N f

bloemkweekster feminine form of bloemkweker

See also bloemkweker

bloem·kwe·ker <bloemkweker|s> [blumkwekər] N m

bloemkweker

Blumenzüchter m

bloed·zuig·ster N f

bloedzuigster feminine form of bloedzuiger

See also bloedzuiger

bloed·zui·ger <bloedzuiger|s> [blutsœyɣər] N m

1. bloedzuiger (ringworm):

bloedzuiger

Blutegel m

2. bloedzuiger (persoon):

bloedzuiger

Blutsauger m

wijn·bouw·ster N f

wijnbouwster feminine form of wijnbouwer

See also wijnbouwer

wijn·bou·wer <wijnbouwer|s> [wɛimbɑuwər] N m

wijnbouwer

Weinbauer m

wijnbouwer

Winzer m

gang·ster [ɡɛŋstər]

gangster [[o. ɣɑŋstər]] gangster|s N m:

gangster

Gangster m

ka·das·ter [kadɑstər] N nt geen pl

1. kadaster (openbaar register):

kadaster

Grundbuch nt

kadaster

Kataster m nt nt

in het kadaster opnemen

ins Grundbuch eintragen

2. kadaster (dienst, kantoor):

kadaster

Katasteramt nt

leid·ster <leidster|s> [lɛitstər] N f

leidster feminine form of leider

See also leider

lei·der <leider|s> [lɛidər] N m

1. leider (persoon die leidt):

leider

Leiter m

leider

Führer m

de leider van een cursus

der Leiter eines Kurses

de leiders van de opstand

die Führer des Aufstandes

2. leider SPORTS:

leider

Spitzenreiter m

leider (ploeg)

Tabellenführer m

lift·ster N f

liftster feminine form of lifter

See also lifter

lif·ter <lifter|s> [lɪftər] N m

lifter

Anhalter m

lifter

Tramper m

li·gus·ter <liguster|s> [liɣʏstər] N m

liguster

Liguster m

mi·nis·ter <minister|s> [minɪstər] N m

minister

Minister m

minister van Staat

≈ Staatsminister m

minister van Defensie

Verteidigungsminister m

minister van Justitie

Justizminister m

minister van Onderwijs

Kultusminister m

minister van Economische Zaken

Wirtschaftsminister m

minister van Binnenlandse Zaken

Innenminister m

minister van Buitenlandse Zaken

Außenminister m

naai·ster <naaister|s> [najstər] N f

naaister

Näherin f

naaister (als beroep)

Schneiderin f

pi·las·ter <pilaster|s> [pilɑstər] N m

pilaster

Pilaster m

pilaster

Wandpfeiler m

roei·ster <roeister|s> [rujstər] N f

roeister feminine form of roeier

See also roeier

roei·er <roeier|s> [rujər] N m

roeier

Rud(e)rer m

si·nis·ter <sinistere, sinisterder, sinisterst> [sinɪstər] ADJ

sinister

sinister form

sinister

düster

sinister

unheilvoll

surf·ster N f

surfster feminine form of surfer

See also surfer

sur·fer <surfer|s> [sʏːrfər] N m

surfer

Surfer m

surfer (plankzeilen)

Windsurfer m

surfer (branding)

Wellenreiter m

vrij·ster <vrijster|s> [vrɛistər] N f

een ouwe vrijster

eine alte Jungfer pej

werk·ster <werkster|s> [wɛrkstər] N f

1. werkster (zij die werkt):

werkster

Arbeiterin f

een sociaal/maatschappelijk werkster

eine Sozialarbeiterin/Wohlfahrtspflegerin

2. werkster (schoonmaakster):

werkster

Putzfrau f

werkster

Rein(e)machefrau f

werkster

Raumpflegerin f

ik krijg vandaag de werkster

heute kommt meine Putzfrau