Dutch » German

ge·neug·te <geneugte|n> [ɣənøxtə] N f

ge·flo·ten VB

gefloten volt. deelw. van fluiten¹, fluiten²

See also fluiten , fluiten

flui·ten2 <floot, h. gefloten> [flœytə(n)] VB intr

2. fluiten (fluitinstrument bespelen):

flui·ten1 <floot, h. gefloten> [flœytə(n)] VB trans

1. fluiten (geluid voortbrengen):

2. fluiten (als scheidsrechter leiden):

ge·fluis·ter [ɣəflœystər] N nt geen pl

ge·fun·deerd [ɣəfʏndert] ADJ

re·gen·tes N f

regentes feminine form of regent¹, feminine form of regent²

See also regent , regent

re·gent2 <regent|en> [rəɣɛnt] N m

1. regent gesch. (regerend aristocraat):

Regent m form

2. regent (hoofd van een seminarie):

Regens m

re·gent1 <regent|en> [rəɣɛnt] N m

1. regent (rijksbestuur):

Regent m

3. regent (in België: leraar, lerares):

eng·te <engte|n, engte|s> [ɛŋtə] N f

1. engte (nauwe doorgang):

Enge f

2. engte (omstandigheid, eigenschap):

Enge f

leeg·te <leegte|s, leegte|n> [lextə] N f

me·nig·te <menigte|n, menigte|s> [menəxtə] N f


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski