Translations for „huivering“ in the Dutch » German Dictionary

hui·ve·ring <huivering|en> [hœyvərɪŋ] N f

1. huivering:

huivering (rilling)

Schauder m liter

huivering (sterk)

Grausen nt

huivering (kou ook)

Frösteln nt

een huivering van geluk [o. genot ]

ein Wonneschauer m liter

er voer een lichte huivering door haar lichaam

ein leichter Schauder durchfuhr sie liter

2. huivering (aarzeling):

huivering

Scheu f

Usage examples with huivering

een huivering van geluk [o. genot ]

ein Wonneschauer m liter

er voer een lichte huivering door haar lichaam

ein leichter Schauder durchfuhr sie liter