Translations for „kamerverhuurster“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ver·huur·ster N f

verhuurster feminine form of verhuurder

See also verhuurder

ver·huur·der <verhuurder|s> [vərhyrdər] N m

verhuurder

Vermieter m

verhuurder (roerende goederen)

Verleiher m

on·der·huur·ster N f

onderhuurster feminine form of onderhuurder

See also onderhuurder

on·der·huur·der <onderhuurder|s> [ɔndərhyrdər] N m

onderhuurder

Untermieter m

ka·mer·huur <kamer|huren> [kamərhyr] N f

kamerhuur

Zimmermiete f

mijn kamerhuur loopt af

mein Mietvertrag läuft aus

ka·mer·ver·kie·zing <kamerverkiezing|en> [kamərvərkizɪŋ] N f pol.

kamerverkiezing

Wahl f zur (Ersten/Zweiten) Kammer

kamerverkiezing

Parlamentswahl f

huur·ster N f

huurster feminine form of huurder

See also huurder

huur·der <huurder|s> [hyrdər] N m

huurder

Mieter m

ka·mer·tem·pe·ra·tuur [kamərtɛmpəratyr] N f geen pl

kamertemperatuur

Zimmertemperatur f

ka·mer·deur <kamerdeur|en> [kamərdør] N f

kamerdeur

Zimmertür f

ka·mer·ze·tel <kamerzetel|s> [kamərzetəl] N m

1. kamerzetel (lidmaatschap):

kamerzetel

Parlamentssitz m

2. kamerzetel (zitplaats):

kamerzetel

Abgeordnetenbank f

ka·mer·ge·no·te N f

kamergenote feminine form of kamergenoot

See also kamergenoot

ka·mer·ge·noot <kamerge|noten> [kamərɣənot] N m

kamergenoot

Zimmergenosse m

ka·mer·meis·je <kamermeisje|s> [kamərmɛiʃə] N nt

kamermeisje

Zimmermädchen nt

ka·mer·or·kest <kamerorkest|en> [kamərɔrkɛst] N nt

kamerorkest

Kammerorchester nt