Translations for „kanneliert“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

kan·se·lier <kanselier|s, kanselier|en> [kɑnsəlir] N m

kanselier

Kanzler m

an·je·lier <anjelier|en> [ɑɲəlir] N f

anjelier

Nelke f

ban·ne·ling <banneling|en> [bɑnəlɪŋ] N m

banneling

Verbannte(r) m

man·ne·lijk <mannelijke, mannelijker, mannelijkst> [mɑnələk] ADJ

mannelijk

männlich

zich mannelijk gedragen

sich mannhaft benehmen

de mannelijke leeftijd

das Mannesalter

een mannelijk persoon

eine männliche Person

ban·ne·lin·ge N f

bannelinge feminine form of banneling

See also banneling

ban·ne·ling <banneling|en> [bɑnəlɪŋ] N m

banneling

Verbannte(r) m

ken·ne·lijk¹ [kɛnələk] ADJ (waarneembaar)

kennelijk

offenbar

kennelijk

(offen)sichtlich

kennelijk

offenkundig

met de kennelijke bedoeling

in der offenbaren [o. unverkennbaren] Absicht

kennelijke gebreken

offenkundige Mängel pl

met kennelijk genoegen

mit sichtlichem Vergnügen

zon·ne·licht N nt

zonnelicht → zonlicht

See also zonlicht

zon·licht [zɔnlɪxt] N nt geen pl

zonlicht

Sonnenlicht nt

iets in het zonlicht houden

etw gegen das Licht halten

het zonlicht niet kunnen velen fig (van zaken)

anrüchig sein

can·ne·lu·re <cannelure|s> [kɑnəlyrə] N f bouww.

cannelure

Kannelüre f spec

cannelure

Kannelur f spec

can·ne·le·ren <canneleerde, h. gecanneleerd> [kɑnəlerə(n)] VB trans bouww.

canneleren

kannelieren

win·ke·lier <winkelier|s> [wɪŋkəlir] N m

winkelier

Ladenbesitzer m

winkelier

Geschäftsinhaber m