Translations for „ketting“ in the Dutch » German Dictionary

ket·ting <ketting|en> [kɛtɪŋ] N f

1. ketting (keten):

ketting

Kette f

de ketting van een fiets/anker

die Kette eines Fahrrads/eines Ankers

2. ketting (weefsels):

ketting

Kette f

ketting

Aufzug m

de ketting scheren

die Kette aufziehen

Usage examples with ketting

ringen van een ketting

Kettenglieder pl

een ketting roestvrij maken

eine Kette entrosten

de ketting scheren

die Kette aufziehen

een koperen ketting

eine kupferne Kette

de ketting op de deur doen

die Türkette einhängen

de ketting van een fiets/anker

die Kette eines Fahrrads/eines Ankers