Translations for „netwerkster“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

be·werk·ster N f

bewerkster feminine form of bewerker

See also bewerker

be·wer·ker <bewerker|s> [bəwɛrkər] N m

bewerker

Bearbeiter m

bont·werk·ster N f

bontwerkster feminine form of bontwerker

See also bontwerker

bont·wer·ker <bontwerker|s> [bɔntwɛrkər] N m

bontwerker

Kürschner m

me·de·werk·ster N f

medewerkster feminine form of medewerker

See also medewerker

me·de·wer·ker <medewerker|s> [medəwɛrkər] N m

medewerker

Mitarbeiter m

medewerker CINE, theat.

Mitwirkende(r) m

vaste medewerker

ständige(r) Mitarbeiter m

freelance medewerker

freie(r) Mitarbeiter m

net·wer·ken <netwerkte, h. genetwerkt> [nɛtwɛrkə(n)] VB intr

netwerken

netzwerken

netwerken

netzwerkeln inf

werk·ster <werkster|s> [wɛrkstər] N f

1. werkster (zij die werkt):

werkster

Arbeiterin f

een sociaal/maatschappelijk werkster

eine Sozialarbeiterin/Wohlfahrtspflegerin

2. werkster (schoonmaakster):

werkster

Putzfrau f

werkster

Rein(e)machefrau f

werkster

Raumpflegerin f

ik krijg vandaag de werkster

heute kommt meine Putzfrau

bet·weet·ster N f

betweetster feminine form of betweter

See also betweter

bet·we·ter <betweter|s> [bɛtwetər] N m

betweter

Besserwisser m

ont·werp·ster <ontwerpster|s> [ɔntwɛrəpstər] N f

ontwerpster feminine form of ontwerper

See also ontwerper

ont·wer·per <ontwerper|s> [ɔntwɛrpər] N m

ontwerper

Entwerfer m

ontwerper

Gestalter m

ontwerper (industrie)

Designer m

industrieel ontwerper

Industriedesigner