Dutch » German

on·recht·vaar·dig·heid <onrechtvaardig|heden> [ɔnrɛxtfardəxhɛit] N f

on·recht·vaar·dig [ɔnrɛxtfardəx] ADJ

recht·vaar·dig <rechtvaardige, rechtvaardiger, rechtvaardigst> [rɛxtfardəx] ADJ

recht·vaar·di·ging [rɛxtfardəɣɪŋ] N f geen pl

spreek·vaar·dig·heid [sprekfardəxhɛit] N f geen pl

1. spreekvaardigheid (welbespraaktheid):

2. spreekvaardigheid taalk. (vreemde taal):

leef·om·stan·dig·he·den N

leefomstandigheden pl → leefklimaat

See also leefklimaat

leef·kli·maat [lefklimat] N nt geen pl

be·sluit·vaar·dig·heid [bəslœytfardəxhɛɪt] N f geen pl

ho·vaar·dig·heid [hovardəxhɛɪt] N f geen pl

rij·vaar·dig·heid [rɛivardəxhɛit] N f geen pl


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski