Translations for „ontspannen“ in the Dutch » German Dictionary

ont·span·nen¹ <ontspannen, ontspannener, meest ontspannen> [ɔntspɑnə(n)] ADJ

ontspannen

entspannt

ontspannen

gelöst

ontspannen

gelockert

ont·span·nen² <ontspande, h. ontspannen> [ɔntspɑnə(n)] VB trans

1. ontspannen (weer slap maken):

ontspannen

lockern

ontspannen

entspannen

2. ontspannen (tot rust brengen):

ontspannen

entspannen

ontspannen

lösen

zich ontspannen

ausspannen

zich ontspannen

sich entspannen

ont·span·nen³ <ontspande, h. ontspannen> [ɔntspɑnə(n)] VB intr (slapper worden)

ontspannen

sich lösen

ontspannen

sich entspannen

Usage examples with ontspannen

zich ontspannen

ausspannen