Translations for „opspringen“ in the Dutch » German Dictionary

op·sprin·gen <sprong op, i. opgesprongen> [ɔpsprɪŋə(n)] VB intr

opspringen

aufspringen

opspringen

aufschnellen

opspringen

hochschnellen

opspringen (van schrik)

auffahren form

de hond sprong tegen zijn baas op

der Hund sprang an seinem Herrchen hoch

van zijn stoel opspringen

aus seinem Stuhl hochschnellen

van zijn stoel opspringen

von seinem Stuhl auffahren

Usage examples with opspringen

van zijn stoel opspringen

aus seinem Stuhl hochschnellen

opspringen van vreugde

vor Freude in die Höhe springen