Translations for „remmen“ in the Dutch » German Dictionary

rem·men¹ <remde, h. geremd> [rɛmə(n)] VB trans

1. remmen (beweging vertragen, stoppen):

remmen

bremsen

2. remmen fig:

remmen (stuiten, afremmen)

bremsen

remmen (belemmeren, ook psychisch)

hemmen

geremd in zijn ontwikkeling

in seiner Entwicklung gehemmt

een remmende invloed

ein hemmender Einfluss

rem·men² <remde, h. geremd> [rɛmə(n)] VB intr (de remmen in werking stellen)

remmen

bremsen

krachtig [o. sterk ] remmen

scharf bremsen

op de motor remmen

mit dem Motor bremsen

pompend remmen

stotternd bremsen

Usage examples with remmen

hard remmen

scharf bremsen

pompend remmen

stotternd bremsen

op de motor remmen

mit dem Motor bremsen

de remmen vastzetten (vast doen staan)

die Bremsen arretieren

alle remmen losgooien fig

alle Hemmungen über Bord werfen

de remmen weigeren

die Bremsen versagen

met piepende remmen

mit kreischenden [o. quietschenden] Bremsen

met gillende remmen

mit quietschenden Bremsen

krachtig [o. sterk ] remmen

scharf bremsen