Translations for „stuiten“ in the Dutch » German Dictionary

stui·ten¹ <stuitte, h. gestuit> [stœytə(n)] VB trans

1. stuiten (tegenhouden):

stuiten

hemmen

stuiten

aufhalten

iem in zijn vaart stuiten

jdn bremsen

de voortgang van iets stuiten

den Fortschritt von etw hemmen

2. stuiten ook fig:

stuiten

zum Stillstand bringen

stuiten

aufhalten

stuiten

hindern

een niet te stuiten woordenvloed

ein unaufhaltsamer Wortschwall

de tranen stuiten

die Tränen stillen

de uitvoering van plannen stuiten

die Ausführung von Plänen vereiteln

stui·ten² <stuitte, h./i. gestuit> [stœytə(n)] VB intr

1. stuiten (niet verder kunnen):

stuiten

stoßen auf +acc

stuiten

prallen auf +acc

stuiten

treffen auf +acc

2. stuiten fig (tegengehouden worden):

stuiten

stoßen auf

op een muur van onwil stuiten

auf eine Mauer von Ablehnung stoßen

3. stuiten (aantreffen):

stuiten

stoßen auf

stuiten

treffen auf

4. stuiten fig:

stuiten (geconfronteerd worden)

stoßen auf

stuiten (geconfronteerd worden)

treffen auf

stuiten (minder sterk)

vorfinden

op verzet stuiten

auf Widerstand stoßen

5. stuiten (irriteren):

stuiten

ärgern

stuiten

abstoßen

stuiten

zuwider sein +dat

dat gedrag stuit mij tegen de borst

dieses Benehmen stößt mich ab

6. stuiten (terugspringen):

stuiten

zurückprallen

stuiten

springen

de tennisballen stuiten tegen de muur

die Tennisbälle prallen gegen die Wand

Usage examples with stuiten

op verzet stuiten

auf Widerstand stoßen

de tranen stuiten

die Tränen stillen

een niet te stuiten woordenvloed

ein unaufhaltsamer Wortschwall

de uitvoering van plannen stuiten

die Ausführung von Plänen vereiteln

iem in zijn vaart stuiten

jdn bremsen

de voortgang van iets stuiten

den Fortschritt von etw hemmen

op een muur van onwil stuiten

auf eine Mauer von Ablehnung stoßen

de tennisballen stuiten tegen de muur

die Tennisbälle prallen gegen die Wand

op een muur van onbegrip stuiten fig

auf eine wahre Mauer der Verständnislosigkeit stoßen