Dutch » German

Translations for „schenken“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

schen·ken <schonk, h. geschonken> [sxɛŋkə(n)] VB trans

1. schenken (uitgieten):

schenken
schenken in +acc
schenken
schenken
melk in bekers schenken

3. schenken (serveren):

schenken
schenken
schenken

4. schenken:

schenken (cadeau geven)
schenken (cadeau geven)
schenken (bij het kerstfeest)
schenken (bijv. grote bedragen)
geld schenken
iem kinderen schenken

5. schenken (verlenen):

schenken
iem geloof schenken

6. schenken (van een verplichting ontslaan):

schenken

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski