Translations for „solches“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

so·laas N nt

solaas → soelaas

See also soelaas

soe·laas [sulas] N nt geen pl

soelaas (troost)

Trost m

soelaas (verlichting)

Erleichterung f

soelaas (verlichting)

Aushilfe f

dat geeft soelaas

das gibt [o. bringt] Trost

sol·den [sɔldə(n)] N

solden pl Belg inf:

solden

Schlussverkauf m

solden

Saisonausverkauf m

so·li·de <solide, solider, meest solide> [solidə] ADJ

solide

solide

zijn solide aard

sein solides Wesen

solide bewijzen

solide [o. handfeste] Beweise pl

solide leven

solide leben

solide wissels econ.

kreditwürdige Wechsel pl

sol·len¹ <solde, h. gesold> [sɔlə(n)] VB trans (heen en weer trekken)

sollen

herumzerren

sol·deer [sɔlder] N nt of m geen pl

soldeer

Lot nt

soldeer

Lötmetall nt

soes <soezen> [sus] N f (gebak)

soes

Windbeutel m