Translations for „spitten“ in the Dutch » German Dictionary

spit·ten¹ <spitte, h. gespit> [spɪtə(n)] VB trans

1. spitten (omwerken, delven):

spitten

umgraben

2. spitten (doorboren):

spitten

durchstechen

spit·ten² <spitte, h. gespit> [spɪtə(n)] VB intr

1. spitten (omwerken, delven):

spitten

graben

in iems verleden spitten fig

in jds Vergangenheit dat graben

in een stapel papier spitten fig

in einem Stapel Papier wühlen

2. spitten (doorboren):

spitten

stechen

Usage examples with spitten

in iems verleden spitten fig

in jds Vergangenheit dat graben

in een stapel papier spitten fig

in einem Stapel Papier wühlen