Translations for „taxatrice“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

taxa·tie <taxatie|s, taxa|tiën> [tɑksa(t)si] N f

1. taxatie (schatting van waarde):

taxatie

Schätzung f

taxatie

Taxation f spec

boven taxatie

über Taxwert

2. taxatie (raming, schatting):

taxatie

Schätzung f

taxatie

Abschätzung f

ac·tri·ce <actrice|s> [ɑktrisə] N f

actrice

Schauspielerin f

re·dac·tri·ce <redactrice|s> [redɑktrisə] N f

redactrice feminine form of redacteur

See also redacteur

re·dac·teur <redacteur|en, redacteur|s> [redɑktør] N m

1. redacteur (krant, tijdschrift):

redacteur

Redakteur m

redacteur bij een krant

Redakteur bei einer Zeitung

2. redacteur:

redacteur (m.b.t. een verzamelwerk: samensteller)

Herausgeber m

redacteur (m.b.t. een verzamelwerk: schrijver van artikel(en))

Redaktionsmitglied nt

redacteur (m.b.t. een verzamelwerk: medewerker)

Mitarbeiter m

taxa·tie·prijs <taxatie|prijzen> [tɑksa(t)siprɛɪs] N m

taxatieprijs

Schätzpreis m

taxatieprijs

Taxpreis m spec

taxatieprijs

Taxe f spec

taxa·teur <taxateur|s> [tɑksatør] N m econ.

taxateur

Schätzer m

taxateur

Taxator m spec

mo·ni·tri·ce N f

monitrice → monitor

See also monitor

mo·ni·tor <monitor|s, monitor|en> [monitɔr] N m

monitor

Monitor m

aan de monitor liggen

am Monitor angeschlossen sein

tax·free [tɛksfri]

taxfree

steuerfrei

taxfree (vrij van invoerrechten)

zollfrei

taxi·rit <taxirit|ten> [tɑksirɪt] N m

taxirit

Taxifahrt f

la·xa·tief N nt

laxatief → laxeermiddel

See also laxeermiddel

laxeer·mid·del <laxeermiddel|en> [lɑksermɪdəl] N nt

laxeermiddel

Abführmittel nt

film·ac·tri·ce N f

filmactrice feminine form of filmacteur

See also filmacteur

film·ac·teur <filmacteur|s> [fɪlmɑktør] N m

filmacteur

Filmschauspieler m

rap·por·tri·ce N f

rapportrice feminine form of rapporteur

See also rapporteur

rap·por·teur <rapporteur|s> [rɑpɔrtør] N m

rapporteur

Berichterstatter m

ob·ser·va·tri·ce N f

observatrice feminine form of observator

See also observator

ob·ser·va·tor <observator|s> [ɔpsɛrvatɔr] N m

1. observator (waarnemer):

observator

Beobachter m

2. observator (sterrenwacht):

observator

Observator m

di·rec·tri·ce <directrice|s> [dirɛktrisə] N f

directrice feminine form of directeur

See also directeur

di·rec·teur <directeur|en, directeur|s> [dirɛktør] N m

directeur

Direktor m

algemeen directeur

Generaldirektor m

mijnheer de directeur!

Herr Direktor!

in·struc·tri·ce N f

instructrice feminine form of instructeur

See also instructeur

in·struc·teur <instructeur|s> [ɪnstrʏktør] N m

instructeur

Lehrer m

instructeur

Ausbilder m