Translations for „ton“ in the Dutch » German Dictionary

ton <ton|nen> [tɔn] N f

1. ton (vat):

ton

Tonne f

ton

Fass nt

zo rond als een ton

kugelrund inf

als haringen in een ton zitten

wie die Sardinen in der Sardinenbüchse sein

een ton wijn/bier

ein Fass Wein/Bier

2. ton (100.000 euro):

ton

hunderttausend Euro pl

dat huis kost tonnen

das Haus kostet Hunderttausende

3. ton (gewichtsmaat):

ton

Tonne f

4. ton (boei):

ton

Tonne f

Usage examples with ton

een ton wijn/bier

ein Fass Wein/Bier

het schip verplaatst … ton water

das Schiff verdrängt … Tonnen Wasser

zo rond als een ton

kugelrund inf

als haring in een ton

wie die Heringe

het schip van 30.000 ton

der Dreißigtausendtonner

iem oplichten voor 2 ton

jdn um 200.000 Euro betrügen

als haringen in een ton zitten

wie die Sardinen in der Sardinenbüchse sein

hij is goed voor een paar ton

er bringt es auf einige hunderttausend [o. Hunderttausend]

als haringen in een ton gepakt zitten

wie die Heringe in der Dose sitzen

dit huis is ruim twee ton waard

dieses Haus ist gut zweihunderttausend Euro wert

voor een paar ton het schip in gaan fig inf

mit einigen Hunderttausenden baden gehen