Translations for „uitdrukking“ in the Dutch » German Dictionary

uit·druk·king <uitdrukking|en> [œydrʏkɪŋ] N f

1. uitdrukking:

uitdrukking (gezegde)

Ausdruck m

uitdrukking (zegswijze)

Wendung f

uitdrukking (zegswijze)

Redewendung f

uitdrukking (zegswijze)

Redensart f

lege uitdrukkingen

Floskeln pl

gangbare uitdrukkingen

geläufige Ausdrücke pl

een uitdrukking van Luther rel.

ein Lutherwort

een vaste uitdrukking

eine Redewendung

2. uitdrukking (sprekende gelaatstrek):

uitdrukking

Ausdruck m

een verwilderde uitdrukking in zijn ogen

ein wilder Ausdruck in seinen Augen

een gezicht zonder uitdrukking

ein ausdrucksloses Gesicht

3. uitdrukking (uiting):

uitdrukking

Ausdruck m

uitdrukking geven aan

Ausdruck geben +dat

tot uitdrukking komen in

zum Ausdruck kommen in +dat

Usage examples with uitdrukking

een uitdrukking van Luther rel.

ein Lutherwort

een gezicht zonder uitdrukking

ein ausdrucksloses Gesicht

tot uitdrukking komen in

zum Ausdruck kommen in +dat

een uitdrukking afkeuren

einen Ausdruck missbilligen

een geijkte uitdrukking

ein gebräuchlicher Ausdruck

een vaste uitdrukking

eine Redewendung

een gangbare uitdrukking

eine geläufige Redensart

uitdrukking geven aan

Ausdruck geben +dat

een gewestelijke uitdrukking taalk.

ein Provinzialismus spec

een verwilderde uitdrukking in zijn ogen

ein wilder Ausdruck in seinen Augen