Dutch » German

Translations for „vaststellen“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

vast·stel·len <stelde vast, h. vastgesteld> [vɑstɛlə(n)] VB trans

1. vaststellen (afspreken, bepalen):

vaststellen
vaststellen
vaststellen

2. vaststellen (voorschrijven, besluiten):

vaststellen
vaststellen
vaststellen

3. vaststellen (constateren):

vaststellen
sporen vaststellen

4. vaststellen (zich zekerheid verschaffen over):

vaststellen
vaststellen
de schade vaststellen

Usage examples with vaststellen

sporen vaststellen
een richtsnoer vaststellen
het dividend vaststellen/uitkeren
de schade vaststellen
sporen opnemen [o. vaststellen ]
de logaritme nemen [o. vaststellen ]

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski