Translations for „vereffenen“ in the Dutch » German Dictionary

ver·ef·fe·nen <vereffende, h. vereffend> [vərɛfənə(n)] VB trans

1. vereffenen (voldoen):

vereffenen

ausgleichen

vereffenen

begleichen

schulden vereffenen

Schulden begleichen

2. vereffenen (schikken, bijleggen):

vereffenen

beilegen

een rekening met iem te vereffenen hebben fig

eine (alte) Rechnung mit jdm zu begleichen haben

Usage examples with vereffenen

schulden vereffenen

Schulden begleichen

een schuld afdoen/kwijten/vereffenen

eine Schuld abzahlen/abtragen/begleichen

met iem een oude rekening vereffenen fig

mit jdm eine alte Rechnung begleichen

een rekening met iem te vereffenen hebben fig

eine (alte) Rechnung mit jdm zu begleichen haben