Translations for „voorwerkster“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

voor·wer·ken <werkte voor, h. voorgewerkt> [vorwɛrkə(n)] VB intr

voorwerken

vorarbeiten

bont·werk·ster N f

bontwerkster feminine form of bontwerker

See also bontwerker

bont·wer·ker <bontwerker|s> [bɔntwɛrkər] N m

bontwerker

Kürschner m

voor·vecht·ster N f

voorvechtster feminine form of voorvechter

See also voorvechter

voor·vech·ter <voorvechter|s> [vorvɛxtər] N m

voorvechter

Vorkämpfer m

voorvechter

Verfechter m

een voorvechter van de vrede

ein Kämpfer für den Frieden

werk·ster <werkster|s> [wɛrkstər] N f

1. werkster (zij die werkt):

werkster

Arbeiterin f

een sociaal/maatschappelijk werkster

eine Sozialarbeiterin/Wohlfahrtspflegerin

2. werkster (schoonmaakster):

werkster

Putzfrau f

werkster

Rein(e)machefrau f

werkster

Raumpflegerin f

ik krijg vandaag de werkster

heute kommt meine Putzfrau

voor·zit·ster N f

voorzitster feminine form of voorzitter

See also voorzitter

voor·zit·ter <voorzitter|s> [vorzɪtər] N m

1. voorzitter (iem die een vergadering leidt):

voorzitter

Vorsitzende(r) m

2. voorzitter (leider van een verenigingsbestuur, partij):

voorzitter

Vorsitzende(r) m

voorzitter

Präsident m

de fungerende voorzitter

der amtierende [o. geschäftsführende] Vorsitzende

be·werk·ster N f

bewerkster feminine form of bewerker

See also bewerker

be·wer·ker <bewerker|s> [bəwɛrkər] N m

bewerker

Bearbeiter m

voor·wend·sel <voorwendsel|s, voorwendsel|en> [vorwɛntsəl] N nt

voorwendsel

Vorwand m

iets als voorwendsel nemen

etw zum Vorwand nehmen

met het voorwendsel dat

unter dem Vorwand, dass

onder het voorwendsel van hoofdpijn

unter dem Vorwand, Kopfschmerzen zu haben

slag·werk·ster N f

slagwerkster feminine form of slagwerker

See also slagwerker

slag·wer·ker <slagwerker|s> [slɑxwɛrkər] N m

slagwerker

Schlagzeuger m

me·de·werk·ster N f

medewerkster feminine form of medewerker

See also medewerker

me·de·wer·ker <medewerker|s> [medəwɛrkər] N m

medewerker

Mitarbeiter m

medewerker CINE, theat.

Mitwirkende(r) m

vaste medewerker

ständige(r) Mitarbeiter m

freelance medewerker

freie(r) Mitarbeiter m

jon·ge·ren·werk·ster [jɔŋərə(n)wɛrəkstər] N f

jongerenwerkster feminine form of jongerenwerker

See also jongerenwerker

jon·ge·ren·wer·ker <jongerenwerker|s> [jɔŋərə(n)wɛrkər] N m

jongerenwerker

Jugendpfleger m

voor·stand·ster N f

voorstandster feminine form of voorstander

See also voorstander

voor·stan·der <voorstander|s> [vorstɑndər] N m

voorstander

Befürworter m

voorstander (sterker)

Verfechter m

voor- en tegenstanders

Befürworter und Gegner

thuis·werk·ster N f

thuiswerkster feminine form of thuiswerker

See also thuiswerker

thuis·wer·ker <thuiswerker|s> [tœyswɛrkər] N m

thuiswerker

Heimarbeiter m

schrijn·werk·ster N f

schrijnwerkster feminine form of schrijnwerker

See also schrijnwerker

schrijn·wer·ker <schrijnwerker|s> [sxrɛinwɛrkər] N m

schrijnwerker

Möbeltischler m

voor·werp <voorwerp|en> [vorwɛrp] N nt

1. voorwerp (zaak, object):

voorwerp

Gegenstand m

gevonden voorwerpen

Fundsachen pl

het bureau van gevonden voorwerpen

das Fundbüro

voorwerpen van waarde

Wertgegenstände pl

2. voorwerp (zaak waarop een handeling of werking gericht is):

voorwerp

Gegenstand m

voorwerp

Objekt nt

een voorwerp van discussie

ein Gegenstand der Diskussion

tot voorwerp van spot worden

zum Gespött werden

3. voorwerp taalk.:

voorwerp

Objekt nt

het lijdend/belanghebbend voorwerp

das Akkusativobjekt/das Dativobjekt

voor·wen·den <wendde voor, h. voorgewend> [vorwɛndə(n)] VB trans

voorwenden

vorgeben

voorwenden

vortäuschen

voorwenden (als smoes gebruiken)

vorschützen

voorgewende onwetendheid

vorgetäuschte Unwissenheit f

ziekte voorwenden (als smoes)

Krankheit vorschützen

ziekte voorwenden (doen alsof)

Krankheit vortäuschen