Translations for „wärts“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

kwarts [kwɑrts] N nt geen pl

kwarts

Quarz m

darts [dɑːrts] N pl

darts

Darts nt

arts <arts|en> [ɑrts] N m

arts

Arzt m

het bezoek aan de arts

der Besuch beim Arzt

een dienstdoend arts

ein Bereitschaftsarzt

de officieel erkende arts

der approbierte Arzt

van [o. door ] een arts

ärztlich

maarts [marts] ADJ

maarts

März-

maarts

Märzen-

warm·te [wɑrmtə] N f geen pl

1. warmte:

warmte nat., meteo.

Wärme f

de kachel geeft (veel) warmte

der Ofen wärmt (gut)

tropische warmte

tropische Hitze f

2. warmte (hartelijkheid):

warmte

Wärme f

warmte

Herzenswärme f

warmte

Warmherzigkeit f

3. warmte (hartstochtelijkheid):

warmte

Wärme f

warmte

Eifer m

iem/iets met warmte verdedigen

jdn/etw wärmstens verteidigen

zwar·te <zwarte|n> [zwɑrtə] N m en f

zwarte

Schwarze(r) f(m)

wa·ren¹ <waarde, h. gewaard> [warə(n)] VB intr

waren

schweifen a. fig form

nerts <nerts|en> [nɛrts] N m

nerts

Nerz m

terts <terts|en> [tɛrts] N f muz.

terts

Terz f

grote terts

große Terz f

c grote terts

C-Dur

kleine terts

kleine Terz f

C kleine terts

c-Moll

kwart¹ <kwart|en> [kwɑrt] N nt (vierde deel van een geheel)

kwart

Viertel nt

drie kwart van zijn vermogen

drei Viertel seines Vermögens

een kwart liter/een kwart slag

ein Viertelliter/eine Vierteldrehung

het is kwart over elf

es ist (ein) Viertel nach elf

het is kwart voor elf

es ist (ein) Viertel vor elf

zwart <zwarte, zwarter, zwartst> [zwɑrt] ADJ

zwart

schwarz

zo zwart als roet

pechschwarz

een zwarte bladzijde in de geschiedenis fig

ein dunkles Kapitel der Geschichte

het zwarte circuit

der illegale Geldumlauf

een zwarte dag

ein schwarzer Tag

de zwarte doos luchtv.

der Flugschreiber

zwart geld

schwarz verdiente(s) Geld nt

in het zwart

in Schwarz

zwarte koffie

schwarze(r) Kaffee m

iem zwart maken fig

jdn anschwärzen inf

de zwarte markt

der Schwarzmarkt

zwart-op-wit

schwarz auf weiß

het zag er zwart van de mensen

es wimmelte dort nur so von Menschen

liegen dat men zwart ziet fig

lügen wie gedruckt

war <war|ren> [wɑr] N f

war

Verwirrung f

in de war zijn

verwirrt [o. durcheinander] sein

iets in de war sturen

etw durcheinanderbringen

het garen is in de war

das Garn hat sich verheddert

iem in de war brengen

jdn verwirren

hij is een beetje in de war euph

er ist ein bisschen wunderlich [o. übergeschnappt]

war·taal [wɑrtal] N f geen pl

wartaal

verworrene(s) Zeug nt

(er) wartaal uitslaan

verworrenes Zeug reden

oog·arts <oogarts|en> [oxɑrts] N m

oogarts

Augenarzt m

vee·arts <veearts|en> [veɑrts] N m

veearts

Tierarzt m

waar·toe [wartu] ADV

1. waartoe (vragend):

waartoe

wozu

2. waartoe (betrekkelijk):

waartoe

zu +dat

waartoe

wozu