Translations for „wellust“ in the Dutch » German Dictionary

wel·lust <wellust|en> [wɛlʏst] N m

1. wellust (zinnelijk genot):

wellust

Wollust f form

zich aan wellust overgeven

sich der Wollust ergeben form

2. wellust (innig welgevallen):

wellust

Wonne f form

wellust

Hochgenuss m

de wellust van goed te doen

die Wonne [o. Beglückung] , Gutes zu tun form

Usage examples with wellust

zich aan wellust overgeven

sich der Wollust ergeben form

de wellust van goed te doen

die Wonne [o. Beglückung] , Gutes zu tun form