Translations for „jongedochter“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈHohn·ge·läch·ter N nt

Hohngelächter

hoongelach nt

ˈEn·kel·toch·ter N f

Enkeltochter

kleindochter

ˈRing·rich·ter N m SPORTS

Ringrichter

scheidsrechter

ˈStief·toch·ter N f

Stieftochter

stiefdochter

ˈSchwie·ger·toch·ter N f

Schwiegertochter

schoondochter

ˈLeuch·ter <Leuchters, Leuchter> [-tɐ] N m

1. Leuchter:

Leuchter

luchter

Leuchter

luster

Leuchter

lichtkroon

Leuchter

lamp

2. Leuchter:

Leuchter

kandelaar

Ge·ˈläch·ter <Gelächters, Gelächter> [gəˈlɛçtɐ] N nt meist sing

1. Gelächter:

Gelächter

gelach nt

in (ein) Gelächter ausbrechen

in gelach uitbarsten

schallendes Gelächter

geschater

2. Gelächter veraltet liter:

Gelächter

voorwerp nt van spot

Ver·ˈfech·ter(in) <Verfechters, Verfechter> [-tɐ] N m(f)

Verfechter(in)

voorstander(voorstandster) m (f)

Verfechter(in)

pleitbezorger(pleitbezorgster) m (f)

Verfechter(in)

voorvechter(voorvechtster) m (f)

ˈArm·leuch·ter N m

1. Armleuchter (mehrarmiger Leuchter):

Armleuchter

armluchter

2. Armleuchter inf (Dummkopf):

Armleuchter

sufferd

3. Armleuchter inf pej (gemeiner Mensch):

Armleuchter

(kloot)zak

ˈKorb·flech·ter N m

Korbflechter

mandenmaker

Korbflechter

mandenvlechter