Translations for „obligaties“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

Ob·li·ga·ti·ˈon <Obligation, Obligationen> [obligaˈ͜tsi̯oːn] N f FIN

Obligation

obligatie

ob·li·ˈgat [obliˈgaːt] ADJ liter

obligat

obligaat

ob·li·ga·ˈto·risch [-ˈtoːrɪʃ] ADJ liter

obligatorisch

obligatoir

obligatorisch

verplicht

obligatorisch

verbindend

ob·lie·gen [ˈɔpliːgn̩, ɔpˈliːgn̩] VB intr irreg

1. obliegen liter (verantwortlich sein):

obliegen

als taak [o. plicht] hebben

2. obliegen (gehören zu):

obliegen

ressorteren onder

Al·li·ˈga·tor <Alligators, Alligatoren> [aliˈgaːtɔr, aliˈgaːtoːɐ̯, aligaˈtoːrən] N m

Alligator

alligator

Na·vi·ga·ti·ˈon <Navigation> [navigaˈ͜tsi̯oːn] N f kein pl a. COMPUT

Navigation

navigatie

Navigation

stuurmanskunst

Ob·ˈla·te¹ <Oblaten, Oblaten> [oˈblaːtə] N m REL

Oblate

oblaat

Oblate

kloosterling

blies [bliːs] VB

blies 3. pers sing imp von blasen¹, blasen²

See also blasen , blasen

ˈbla·sen² <bläst, blies, geblasen> [ˈblaːzn̩] VB trans

blasen

blazen

jdm den Marsch blasen fig

iem zeggen waar het op staat

jdm den Marsch blasen fig

iem op zijn nummer zetten

jdm einen blasen

iem pijpen

ˈbla·sen¹ <bläst, blies, geblasen> [ˈblaːzn̩] VB intr

blasen

blazen

ich blies in die Hände

ik blies in mijn handen

De·le·ga·ti·ˈon <Delegation, Delegationen> [delegaˈ͜tsi̯oːn] N f

1. Delegation:

Delegation

delegatie

Delegation

afvaardiging

2. Delegation:

Delegation

delegatie

Delegation

overdracht