Translations for „toonsafstand“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈKopf·stand N m SPORTS

Kopfstand

kopstand

Kopfstand

stand op het hoofd nt

ˈAuf·stand <Aufstand(e)s, Aufstände> N m

Aufstand

opstand

Aufstand

oproer nt

ˈPrüf·stand N m TECH

Prüfstand

proefbank

ˈTief·stand <Tiefstand(e)s> N m kein pl

1. Tiefstand:

Tiefstand

lage stand

Tiefstand

laagste stand [o. peilnt ]

2. Tiefstand fig:

Tiefstand

dieptepunt nt

ˈEin·stand <Einstand(e)s, Einstände> N m

1. Einstand SPORTS:

Einstand

deuce nt

Einstand

gelijk met 40 punten

2. Einstand SPORTS:

Einstand

eerste wedstrijd [o. spel] nt

3. Einstand (Arbeitsanfang):

Einstand

indiensttreding

ˈRad·stand N m AUTO

Radstand

radstand

Radstand

wielbasis

ˈVor·stand N m

1. Vorstand (Geschäftsführung):

Vorstand

bestuur nt

Vorstand

directie

2. Vorstand (Vorstandsmitglied):

Vorstand

directeur

Vorstand

bestuurslid nt

ˈAus·stand <Ausstände> N m

1. Ausstand (Streik) meist sing:

Ausstand

staking

im Ausstand sein [o. stehen]

staken

im Ausstand sein [o. stehen]

in staking zijn

sich im Ausstand befinden

staken

sich im Ausstand befinden

in staking zijn

in (den) Ausstand treten

in staking gaan

2. Ausstand (Ausscheiden aus einer Stelle/der Schule):

Ausstand SGer A CH

afscheid nt

ˈNot·stand N m

1. Notstand (Notlage):

Notstand

noodsituatie

2. Notstand LAW:

Notstand

noodtoestand

Notstand

uitzonderingstoestand

den Notstand ausrufen/verkünden

de noodtoestand uitroepen/afkondigen

ˈHand·stand N m SPORTS

Handstand

handstand

ˈHaus·stand N m kein pl

Hausstand

huishouding

Hausstand

gezin nt

ˈHoch·stand N m HUNT

Hochstand

kansel

ˈMiss·stand N m

Missstand

wantoestand

Missstand

misstand

einen Missstand abstellen [o. beseitigen ]

een eind maken aan een misstand