Dutch » German

Translations for „huishouding“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

huis·hou·ding <huishouding|en> [hœyshɑudɪŋ] N f

1. huishouding:

huishouding (regeling van het huishouden)
huishouding (regeling van het huishouden)
huishouding (grote huishouding)
de huishouding voor iem doen
de hulp in de huishouding
de huishouding van de staat fig

2. huishouding (leven als huisgenoten):

huishouding
een huishouding beginnen

Usage examples with huishouding

hulp in de huishouding
een huishouding beginnen
een assistente in de huishouding
de hulp in de huishouding
de huishouding voor iem doen
de huishouding van de staat fig

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski