Translations for „verhaasting“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ver·ˈhasst [fɛɐ̯ˈhast] ADJ

verhasst

gehaat

eine verhasste Arbeit

een rotkarwei

ver·ˈhaf·ten VB trans

verhaften

arresteren

verhaften

in hechtenis nemen

ver·ˈhal·ten² VB trans irreg

1. verhalten (unterdrücken):

verhalten

inhouden

verhalten

onderdrukken

die Tränen verhaltend

vechtend tegen de tranen

2. verhalten (zügeln):

verhalten

tot staan brengen

verhalten

intomen

die Schritte verhalten

de pas inhouden

Ver·ˈhaf·tung <Verhaftung, Verhaftungen> [-tʊŋ] N f

Verhaftung

arrestatie

Verhaftung

aanhouding

Verhaftung

inhechtenisneming

ver·ˈhau·en¹ VB trans irreg

1. verhauen inf (verprügeln):

verhauen

afranselen

verhauen

een pak slaag geven

du siehst ja ganz verhauen aus! fig

wat zie jij er onmogelijk uit!

2. verhauen inf SCHOOL:

verhauen

verknoeien

verhauen

verprutsen

3. verhauen inf (verschwenden):

verhauen

erdoor jagen

verhauen

opmaken

ver·ˈhär·ten¹ VB intr

verhärten

verharden

verhärten

hard worden

ver·ˈhal·len VB intr

verhallen

verklinken

verhallen

wegsterven

Ver·ˈhal·ten <Verhaltens> N nt kein pl

Verhalten

gedrag nt

Verhalten

handelwijze

Verhalten

houding

Tiere, die ein geselliges Verhalten zeigen

dieren die in kudden [o. troepen] leven

ver·ˈhan·gen [fɛɐ̯ˈhaŋən] ADJ

1. verhangen (bewölkt):

verhangen

bewolkt

verhangen

met laaghangende bewolking

2. verhangen (verhängt, zugehängt):

verhangen

bedekt

verhangen

dichtgehangen

ein verhangenes Fenster

een geblindeerd raam

ver·ˈhar·ren VB intr

1. verharren (stehen bleiben):

verharren

blijven

verharren

vertoeven

2. verharren (hartnäckig bleiben):

verharren

volharden

verharren

blijven bij

verharren

volhouden

auf [o. bei ] einer Meinung verharren

bij een mening blijven

ver·ˈhan·deln¹ VB trans

1. verhandeln (aushandeln):

verhandeln

onderhandelen

verhandeln

beraadslagen

eine Angelegenheit mit jdm verhandeln

over een kwestie met iem beraadslagen

2. verhandeln LAW:

verhandeln

behandelen

Ver·ˈhär·tung <Verhärtung, Verhärtungen> [fɛɐ̯ˈhɛrtʊŋ] N f (verhärtete Stelle, Erstarrung)

Verhärtung

verharding

ver·ˈhas·peln VB refl

1. verhaspeln (sich verwickeln):

verhaspeln

verward raken

2. verhaspeln (beim Sprechen):

verhaspeln

in de war raken

Ver·ˈhand·lung <Verhandlung, Verhandlungen> N f

1. Verhandlung (das Verhandeln):

Verhandlung

onderhandeling

Verhandlung

beraadslaging

Verhandlung

bespreking

2. Verhandlung LAW:

Verhandlung

behandeling

Verhandlung

zitting

zur Verhandlung kommen

behandeld worden

zur Verhandlung geladen werden

moeten vóórkomen