Translations for „Anschnitt“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

aan·schijn [ansxɛin] N nt geen pl

aanschijn

Angesicht nt

in het zweet des aanschijns

im Schweiße des Angesichts

aan·schie·ten <schoot aan, h. aangeschoten> [ansxitə(n)] VB trans

1. aanschieten (haastig aantrekken):

aanschieten

(hinein)schlüpfen in +acc

aanschieten

(hinein)fahren in +acc

2. aanschieten (licht verwonden):

aanschieten

anschießen

3. aanschieten (aanspreken):

aanschieten

ansprechen

iem om een sigaret aanschieten

jdn um eine Zigarette bitten

aan·schaf·fing <aanschaffing|en> [ansxɑfɪŋ] N f

aanschaffing

Anschaffung f

aan·schrij·ven <schreef aan, h. aangeschreven> [ansxrɛivə(n)] VB trans

1. aanschrijven (in rekening brengen):

aanschrijven

berechnen

2. aanschrijven (ambtshalve bevelen):

aanschrijven

schriftlich auffordern

tand·tech·ni·ca N f

tandtechnica feminine form of tandtechnicus

See also tandtechnicus

tand·tech·ni·cus <tandtech|nici> [tɑntɛxnikʏs] N m

tandtechnicus

Zahntechniker m