Dutch » German
You are viewing results spelled similarly: belasteren , belasting , belasten , belastingcenten , belastingheffing , belastingvrij , belastingbiljet , belastingaftrek , belastingtarief , belastingkantoor , belastingbetaler , belastingaanslag , belastingverlaging and belastbaar

be·las·ten <belastte, h. belast> [bəlɑstə(n)] VB trans

1. belasten (gewichten plaatsen op):

belasten
belasten

2. belasten (als prestatie vergen; verplichten):

belasten
belasten
de leidingen zijn te zwaar belasten
die Leitungen sind überlastet

3. belasten (opdracht geven):

belasten
beauftragen
zich belasten met iets
etw auf sich acc nehmen

4. belasten (op iems rekening brengen):

belasten
belasten

5. belasten (belasting leggen op):

belasten
besteuern
belasten
mit Steuern belegen

be·las·ting <belasting|en> [bəlɑstɪŋ] N f

1. belasting (druk door een last):

belasting
Belastung f
belasting
Druck m

2. belasting (psychische druk):

belasting
Belastung f
belasting
Anforderung f

3. belasting (verplichte bijdrage aan de staatskas):

belasting
Steuer f
belasting
Abgabe f
belasting heffen
Steuern erheben
in de belasting aangeslagen worden
veranlagt werden

4. belasting (dienst):

belasting
Steuerbehörde f
belasting
Finanzamt nt

5. belasting (genetica):

belasting
Belastung f

be·las·te·ren <belasterde, h. belasterd> [bəlɑstərə(n)] VB trans

be·las·ting·cen·ten [bəlɑstɪŋsɛntə(n)] N pl

be·las·ting·hef·fing <belastingheffing|en> [bəlɑstɪŋhɛfɪŋ] N f

be·las·ting·vrij [bəlɑstɪŋvrɛi] ADJ

be·las·ting·ta·rief <belastingta|rieven> [bəlɑstɪŋtarif] N nt

be·las·ting·af·trek [bəlɑstɪŋɑftrɛk] N m geen pl

be·las·ting·bil·jet <belastingbiljet|ten> [bəlɑstɪŋbɪljɛt] N nt

be·las·ting·aan·slag <belastingaanslag|en> [bəlɑstɪŋanslɑx] N m

1. belastingaanslag (vastgesteld bedrag):

belastingaanslag
Steuerveranlagung f

2. belastingaanslag (kennisgeving van dit bedrag):

belastingaanslag
Steuerbescheid m

be·las·ting·be·ta·ler <belastingbetaler|s> [bəlɑstɪŋbətalər] N m

be·las·ting·kan·toor <belastingkan|toren> [bəlɑstɪŋkɑntor] N nt

be·las·ting·ver·la·ging <belastingverlaging|en> [bəlɑstɪŋvərlaɣɪŋ] N f

be·last·baar [bəlɑstbar] ADJ

1. belastbaar (belast kunnende worden):

belastbaar
belastbar

2. belastbaar (waarvan belasting mag worden geheven):

belastbaar
steuerpflichtig

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Browse the dictionaries
Most popular