Translations for „Beliebige“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

be·lie·gen <beloog, h. belogen> [bəliɣə(n)] VB trans

beliegen

belügen

beliegen

anlügen

be·le·di·gen <beledigde, h. beledigd> [bəledəɣə(n)] VB trans

beledigen

beleidigen

beledigen (kwetsen ook)

verletzen

beledigen (kwetsen ook)

kränken

be·liev·en¹ [bəlivə(n)] N nt geen pl

believen

Belieben nt

naar believen

nach Belieben

be·leg [bəlɛx] N nt geen pl

1. beleg (belegering):

beleg

Belagerung f

de staat van beleg (bij oorlog)

der Belagerungszustand

de staat van beleg (anders)

der Ausnahmezustand

2. beleg (broodbeleg):

beleg

Belag m

be·leid [bəlɛit] N nt geen pl

1. beleid (wijze van behandeling):

beleid

Politik f

het beleid inzake de woningbouw

die Wohnungsbaupolitik

2. beleid (overleg):

beleid

Umsicht f

met beleid te werk gaan

umsichtig vorgehen

be·li·cha·men <belichaamde, h. belichaamd> [bəlɪxamə(n)] VB trans

belichamen

verkörpern

be·lich·ting <belichting|en> [bəlɪxtɪŋ] N f

belichting

Beleuchtung f

belichting foto.

Belichtung f

be·lij·de·nis <belijdenis|sen> [bəlɛidənɪs] N f

1. belijdenis rel.:

belijdenis

Bekenntnis nt

belijdenis

Glaubensbekenntnis nt

2. belijdenis (rooms-katholiek):

belijdenis

Bekenntnis nt

belijdenis

Sündenbekenntnis nt