Dutch » German

Translations for „Dodentocht“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

door·tocht: noun
over·tocht: noun
voet·tocht: noun
kroe·gen·tocht: noun
aan·tocht
dag·tocht: noun
boot·tocht: noun
leef·tocht: noun
trek·tocht: noun
ze·ge·tocht: noun
borg·tocht: noun
do·den·weg: noun
uit·tocht: noun
au·to·tocht: noun
berg·tocht: noun
veld·tocht: noun
zeil·tocht: noun
speur·tocht: noun

You are viewing results spelled similarly: voettocht , overtocht , doortocht , kroegentocht , borgtocht , zegetocht , trektocht , leeftocht , boottocht , dagtocht , aantocht , speurtocht , zeiltocht , veldtocht , bergtocht , autotocht , uittocht and dodenweg

door·tocht <doortocht|en> [dortɔxt] N m

1. doortocht (het doortrekken):

het recht op vrije doortocht

das Durchzugsrecht

2. doortocht (opening, weg):

zich een doortocht banen

sich dat einen Durchgang bahnen

over·tocht <overtocht|en> [ovərtɔxt] N m

1. overtocht (het trekken over iets heen):

de overtocht over de Alpen

der Übergang über die Alpen

2. overtocht (reis over zee):

de overtocht naar Amerika

die Überfahrt nach Amerika

voet·tocht <voettocht|en> [vutɔxt] N m

kroe·gen·tocht <kroegentocht|en> [kruxə(n)tɔxt] N m

kroegentocht

kroegentocht

aan·tocht [antɔxt]

in aantocht zijn

dag·tocht <dagtocht|en> [dɑxtɔxt] N m

boot·tocht <boottocht|en> [botɔxt] N m

leef·tocht [leftɔxt] N m geen pl

trek·tocht <trektocht|en> [trɛktɔxt] N m

Tour f

Fahrt f

trektocht (te voet)

Fußwanderung f

trektocht (te voet)

een trektocht maken

eine Fahrt [o. Tour] machen

ze·ge·tocht <zegetocht|en> [zeɣətɔxt] N m

de zegetocht van de computer

der Siegeszug des Computers

borg·tocht <borgtocht|en> [bɔrxtɔxt] N m

1. borgtocht (overeenkomst):

Bürgschaftsvertrag m

persoonlijke borgtocht

de zakelijke borgtocht

die sachliche Bürgschaft

de zakelijke borgtocht

2. borgtocht (geldsom):

Kaution f

op borgtocht vrijgelaten worden

gegen Bürgschaft [o. Kaution] freigelassen werden

do·den·weg <dodenweg|en> [dodə(n)wɛx] N m

Todesstrecke f inf

uit·tocht <uittocht|en> [œytɔxt] N m

Auszug m

au·to·tocht <autotocht|en> [ɑutotɔxt] N m

berg·tocht <bergtocht|en> [bɛrəxtɔxt] N m

bergtocht (rit)

bergtocht (wandeling)

Bergwanderung f

bergtocht (wandeling)

Gebirgswanderung f

veld·tocht <veldtocht|en> [vɛltɔxt] N m

Feldzug m

zeil·tocht <zeiltocht|en> [zɛiltɔxt] N m

speur·tocht <speurtocht|en> [spørtɔxt] N m

Suche f

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski