Dutch » German

aarts·vij·and <aartsvijand|en> [artsfɛiɑnt] N m

plaats·vin·den <vond plaats, h. plaatsgevonden> [platsfɪndə(n)] VB intr

aarts·en·gel <aartsengel|en> [artsɛŋəl] N m

aarts·bis·dom <aartsbisdom|men> [artsbɪzdɔm] N nt

aarts·di·o·cees <aarts|diocesen> [artsdijoses] N nt

doods·vij·and <doodsvijand|en> [dotsfɛiɑnt] N m

vij·an·din <vijandin|nen> [vɛɪjɑndɪn] N f

aan·lan·den <landde aan, i. aangeland> [anlɑndə(n)] VB intr

1. aanlanden (voor de wal komen):

2. aanlanden (zijn bestemming bereiken):

3. aanlanden (aanslibben):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski