Translations for „afwikkelen“ in the Dutch » German Dictionary

af·wik·ke·len <wikkelde af, h. afgewikkeld> [ɑfwɪkələ(n)] VB trans

1. afwikkelen (afwinden):

afwikkelen

abwickeln

2. afwikkelen (afhandelen):

afwikkelen

abwickeln

afwikkelen

erledigen

een kwestie afwikkelen

eine Frage abwickeln

Usage examples with afwikkelen

een zaak vlot afwikkelen

eine Sache zügig erledigen

een kwestie afwikkelen

eine Frage abwickeln