Translations for „ambitie“ in the Dutch » German Dictionary

am·bi·tie <ambitie|s> [ɑmbi(t)si] N f

1. ambitie (eerzucht):

ambitie

Ehrgeiz m

ambitie form

Ambition f

zijn ambities gingen uit naar een professoraat

seine Ambitionen richteten sich auf eine Professur

2. ambitie (ijver):

ambitie

Eifer m

de leerlingen toonden niet veel ambitie

die Schüler zeigten nicht viel Lerneifer

3. ambitie (lust):

ambitie

Lust f

ambitie

Freude f

er was niet veel ambitie bij die verkoping

beim Verkauf zeigte sich keine große Kauflust

Usage examples with ambitie

de leerlingen toonden niet veel ambitie

die Schüler zeigten nicht viel Lerneifer

er was niet veel ambitie bij die verkoping

beim Verkauf zeigte sich keine große Kauflust