Dutch » German

Translations for „arresteren“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

ar·res·te·ren <arresteerde, h. gearresteerd> [ɑrɛsterə(n)] VB trans

1. arresteren (aanhouden):

arresteren
arresteren

2. arresteren (beslag leggen op een persoon, zijn goederen):

arresteren

3. arresteren (bij besluit vaststellen):

arresteren

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski