Translations for „bemachtigen“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

be·mach·ti·gen <bemachtigde, h. bemachtigd> [bəmɑxtəɣə(n)] VB trans

1. bemachtigen (te pakken krijgen):

bemachtigen

sich dat beschaffen

ik heb kaartjes kunnen bemachtigen

ich habe Eintrittskarten erstanden

2. bemachtigen (zich meester maken van):

bemachtigen

sich bemächtigen +gen

Translations for „bemachtigen“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

be·ˈmäch·ti·gen [bəˈmɛçtɪgn̩] VB refl

1. bemächtigen (in seine Gewalt bringen):

bemächtigen

zich meester maken van

bemächtigen

bemachtigen

2. bemächtigen fig (ergreifen):

bemächtigen

overmeesteren

Usage examples with bemachtigen

ik heb kaartjes kunnen bemachtigen

ich habe Eintrittskarten erstanden