Translations for „bureaustoel“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

draag·stoel <draagstoel|en> [draxstul] N m

draagstoel

Sänfte f

draagstoel (open)

Tragsessel m

praat·stoel [pratstul] N m geen pl

hij zit weer op zijn praatstoel

er findet wieder kein Ende

preek·stoel <preekstoel|en> [prekstul] N m

preekstoel

Kanzel f

bu·reau·cra·tie <bureaucratie|ën> [byrokra(t)si] N f

1. bureaucratie (ambtenarij):

bureaucratie

Bürokratie f

bureaucratie

Bürokratismus m

2. bureaucratie (ambtenaren):

bureaucratie

Bürokratie f

bureaucratie

Beamtenschaft f

bureaucratie

Beamtentum nt

bu·reau·craat <bureau|craten> [byrokrat] N m

bureaucraat

Bürokrat m pej

bureaucraat

Büromensch m

bureaucraat

Federfuchser m inf

arm·stoel <armstoel|en> [ɑrmstul] N m

armstoel

Armstuhl m

armstoel

Lehnstuhl m

armstoel

Armsessel m

rol·stoel <rolstoel|en> [rɔlstul] N m

rolstoel

Rollstuhl m

klap·stoel <klapstoel|en> [klɑpstul] N m

klapstoel

Klappstuhl m

leun·stoel <leunstoel|en> [lønstul] N m

leunstoel

Lehnstuhl m

leunstoel

Armstuhl m

leunstoel

Armsessel m

biecht·stoel <biechtstoel|en> [bixtstul] N m

biechtstoel

Beichtstuhl m

strand·stoel <strandstoel|en> [strɑntstul] N m

strandstoel

Strandkorb m

bu·reau·cra·tisch [byrokratis] ADJ

bureaucratisch

bürokratisch

leu·ning·stoel N m

leuningstoel → leunstoel

See also leunstoel

leun·stoel <leunstoel|en> [lønstul] N m

leunstoel

Lehnstuhl m

leunstoel

Armstuhl m

leunstoel

Armsessel m