Translations for „groeperen“ in the Dutch » German Dictionary

groe·pe·ren¹ <groepeerde, h. gegroepeerd> [ɣruperə(n)] VB trans (rangschikken)

groeperen

gruppieren

groeperen

(an)ordnen

groeperen

zusammenstellen

anders groeperen

umgruppieren

de cijfers groeperen

die Zahlen frisieren inf

groe·pe·ren² <groepeerde zich, h. zich gegroepeerd> [ɣruperə(n)] VB wk ww zich groeperen

1. groeperen (zich om iem, iets heen plaatsen):

groeperen

sich gruppieren

de toehoorders groepeerden zich om de verteller

die Zuhörer scharten sich um den Erzähler

2. groeperen (zich tot een groep aaneensluiten):

groeperen

sich zusammenschließen

Usage examples with groeperen

anders groeperen

umgruppieren

de cijfers groeperen

die Zahlen frisieren inf