Translations for „hof“ in the Dutch » German Dictionary

hof <hoven> [hɔf] N nt

hof

Hof m

hof (gerechtshof)

Gerichtshof m

aan het hof

bei Hofe

het hof van appel

das Berufungsgericht

een hof van Eden fig

ein Garten Eden m

Europees Hof voor de rechten van de mens

Europäischer Gerichtshof für Menschenrechte

iem het hof maken

jdm den Hof machen

Translations for „hof“ in the German » Dutch Dictionary

Hof <Hof(e)s, Höfe> [hoːf] N m

1. Hof (Innenhof):

Hof

hof nt

Hof

erf nt

Hof

binnenplaats

2. Hof (Bauernhof):

Hof

boerderij

Hof

hofstede

Hof

hoeve

3. Hof (Fürstensitz):

Hof

hof nt

Hof halten

resideren

4. Hof (Halo):

Hof

hof nt

Hof

halo

5. Hof kein pl:

Hof

hofhouding

einen glänzenden Hof halten

er een schitterende hofhouding op na houden

einem Mädchen den Hof machen

een meisje het hof maken

6. Hof (mit Ortsnamen):

Hof

hotel nt

Hof

pension nt

Hof

restaurant nt

Usage examples with hof

het hof van appel

das Berufungsgericht

een hof van Eden fig

ein Garten Eden m

iem het hof maken

jdm den Hof machen

het hof van cassatie

der Kassationshof

aan het hof

bei Hofe

de glans van het hof

der Glanz des Hofes

Europees Hof voor de rechten van de mens

Europäischer Gerichtshof für Menschenrechte

de binnenplaats oprijden

auf [o. in] den Hof fahren

de jongens renden het erf af

die Jungen rannten weg vom Hof

resideren

Hof halten

er een schitterende hofhouding op na houden

einen glänzenden Hof halten

een meisje het hof maken

einem Mädchen den Hof machen

toegang tot het hof/zekere kringen hebben

Zutritt bei Hofe/zu gewissen Kreisen haben

het zich-wenden tot [o. het in-beroep-gaan bij] het Constitutioneel Hof te Karlsruhe

der Gang zum Verfassungsgericht [o. nach Karlsruhe]