Translations for „knutscherei“ in the Dutch » German Dictionary

nat·sche·ren [nɑtsxerə(n)] N nt geen pl

natscheren

Nassrasur f

knut·se·len¹ <knutselde, h. geknutseld> [knʏtsələ(n)] VB trans

1. knutselen (met geringe hulpmiddelen maken):

knutselen

(zusammen)basteln

2. knutselen pej:

knutselen

zusammenpfuschen

knutselen

fabrizieren

knut·sel·werk [knʏtsəlwɛrk] N nt geen pl

knutselwerk

Bastelarbeit f

knut·se·la·rij <knutselarij|en> [knʏtsəlarɛɪ] N f

knutselarij

Bastelei f

keu·ken·ge·rei [køkə(n)ɣərɛi] N nt geen pl

keukengerei

Küchengeräte pl

af·sche·ren <schoor af, h. afgeschoren> [ɑfsxerə(n)] VB trans

afscheren (baard)

abrasieren

afscheren (schapen, wol)

abscheren

spat·scherm N nt

spatscherm → spatbord

See also spatbord

spat·bord <spatbord|en> [spɑdbɔrt] N nt

spatbord (van auto e.d.)

Kotflügel m

spatbord (van tweewielige voertuigen)

Schutzblech nt