Translations for „leichter“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

stich·ter <stichter|s> [stɪxtər] N m

1. stichter:

stichter (oprichter)

Gründer m

stichter (van leer, geloof)

Begründer m

2. stichter:

stichter (iem die iets teweegbrengt)

Urheber m

stichter (allgemeen)

Veranlasser m

de stichter van zoveel kwaad

der Urheber von so viel Unheil

3. stichter gesch. (kerkelijk kunstwerk):

stichter

Stifter m

op·rich·ter <oprichter|s> [ɔprɪxtər] N m

oprichter

Gründer m

op·zich·ter <opzichter|s> [ɔpsɪxtər] N m

1. opzichter (met opzicht belast iem):

opzichter

Aufseher m

opzichter

Wärter m

opzichter

Wächter m

2. opzichter (beambte m.b.t. de bouw(werken)):

opzichter

Bauaufsichtsbeamte(r) m

in·rich·ter <inrichter|s> [ɪnrɪxtər] N m Belg

inrichter

Organisator m

inrichter

Veranstalter m

op·lich·ter <oplichter|s> [ɔplɪxtər] N m

oplichter

Betrüger m

oplichter

Schwindler m

klein·doch·ter <kleindochter|s> [klɛindɔxtər] N f

kleindochter

Enkelin f

kleindochter

Enkeltochter f