Translations for „oefenwedstrijd“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

heen·wed·strijd <heenwedstrijd|en> [henwɛtstrɛit] N m Belg

heenwedstrijd

Hinspiel nt

hen·gel·wed·strijd <hengelwedstrijd|en> [hɛŋəlwɛtstrɛɪt] N m

hengelwedstrijd

Angelwettbewerb m

hengelwedstrijd

Preisangeln nt

wie·ler·wed·strijd <wielerwedstrijd|en> [wilərwɛtstrɛit] N m

wielerwedstrijd

Radrennen nt

be·ne·fiet·wed·strijd <benefietwedstrijd|en> [benəfitwɛtstrɛit] N m

benefietwedstrijd

Benefizspiel nt

voet·bal·wed·strijd <voetbalwedstrijd|en> [vudbɑlwɛtstrɛit] N m

voetbalwedstrijd

Fußballspiel nt

schiet·wed·strijd <schietwedstrijd|en> [sxitwɛtstrɛɪt] N m

schietwedstrijd

Wettschießen nt

wed·strijd <wedstrijd|en> [wɛtstrɛit] N m

wedstrijd

Wettkampf m

wedstrijd

Wettbewerb m

wedstrijd

Wettstreit m

wedstrijd (teamsport)

Spiel nt

wedstrijd (vechtsport)

Kampf m

een wedstrijd aangaan met iem

einen Wettkampf mit jdm austragen

een fantastische wedstrijd spelen

ein tolles Spiel liefern

een wedstrijd houden/afgelasten

einen Wettbewerb austragen/absagen

een internationale wedstrijd

ein Länderspiel nt

een wedstrijd om het kampioenschap

ein Meisterschaftsspiel nt

de wedstrijd tussen twee teams

das Mannschaftsspiel

een vriendschappelijke wedstrijd

ein Freundschaftsspiel nt

cup·wed·strijd <cupwedstrijd|en> [kʏpwɛtstrɛɪt] N m

cupwedstrijd

Pokalspiel nt

uit·wed·strijd <uitwedstrijd|en> [œytwɛtstrɛit] N m

uitwedstrijd

Auswärtsspiel nt

fo·to·wed·strijd <fotowedstrijd|en> [fotowɛtstrɛɪt] N m

fotowedstrijd

Fotowettbewerb m

mo·tor·wed·strijd N m

motorwedstrijd → motorrace

See also motorrace

mo·tor·race <motorrace|s> [motəres] N m

motorrace

Motorradrennen nt

sport·wed·strijd <sportwedstrijd|en> [spɔrtwɛtstrɛɪt] N m

sportwedstrijd

Sportwettkampf m

thuis·wed·strijd <thuiswedstrijd|en> [tœyswɛtstrɛit] N m

thuiswedstrijd

Heimspiel nt