Dutch » German

Translations for „ongesteldheid“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

on·ge·steld·heid <ongesteld|heden> [ɔŋɣəstɛlthɛit] N f

1. ongesteldheid (menstruatie):

ongesteldheid
ongesteldheid
Regel f

2. ongesteldheid (onpasselijkheid):

ongesteldheid
ongesteldheid

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski