Translations for „ontzien“ in the Dutch » German Dictionary

ont·zien¹ <ontzag, h. ontzien> [ɔntsin] VB trans (sparen)

ontzien

schonen

ontzien

verschonen

hij moest beide partijen ontzien

er musste beide Parteien schonen

ont·zien² <ontzag zich, h. zich ontzien> [ɔntsin] VB wk ww

ontzien zich ontzien (opzien tegen):

ontzien

scheuen

geen kosten/geen moeite ontzien

keine Kosten/keine Mühe scheuen

zich niet ontzien iets te doen

vor etw dat nicht zurückschrecken

Usage examples with ontzien

hij moest beide partijen ontzien

er musste beide Parteien schonen

geen kosten/geen moeite ontzien

keine Kosten/keine Mühe scheuen

zich niet ontzien iets te doen

vor etw dat nicht zurückschrecken