Translations for „patroon“ in the Dutch » German Dictionary

pa·troon¹ <pa|tronen> [patron] N m

1. patroon (beschermer van een persoon):

patroon

Beschützer m

2. patroon:

patroon (beschermheer van een instelling)

Schirmherr m

patroon (begunstiger)

Gönner m

3. patroon (beschermheilige):

patroon

Schutzpatron m

pa·troon² <pa|tronen> [patron] N f

1. patroon (wapen; vulpen):

patroon

Patrone f

een losse patroon

eine Platzpatrone

al zijn patronen verschoten hebben fig

sein Pulver verschossen haben

2. patroon (zekering):

patroon

Sicherung f

pa·troon³ <pa|tronen> [patron] N nt

1. patroon:

patroon (model, voorbeeld; decoratieve tekening)

Muster nt

patroon (knippatroon)

Schnittmuster nt

het patroon van een stof

das Stoffmuster

2. patroon fig:

patroon

Schema nt

patroon psych., soc.

Muster nt

Usage examples with patroon

een losse patroon

eine Platzpatrone

het geruit patroon

das Karomuster

het patroon van een stof

das Stoffmuster