Translations for „regeringswoordvoerster“ in the Dutch » German Dictionary

woord·voer·ster <woordvoerster|s> [wortfurstər] N f

woordvoerster feminine form of woordvoerder

See also woordvoerder

woord·voer·der <woordvoerder|s> [wortfurdər] N m

1. woordvoerder (iem die het woord voert):

woordvoerder

Sprecher m

2. woordvoerder (iem die namens anderen spreekt):

woordvoerder

Wortführer m

zich als woordvoerder van een zaak opwerpen

sich zum Sprachrohr einer Sache machen fig

re·ge·rings·we·ge [reɣerɪŋsweɣə]

van regeringswege

von Regierungsseite

van regeringswege (officieel)

regierungsamtlich

re·ge·rings·pe·ri·o·de <regeringsperiode|n, regeringsperiode|s> [rəɣerɪŋsperijodə] N f

regeringsperiode

Legislaturperiode f

re·ge·rings·lei·der <regeringsleider|s> [rəɣerɪŋslɛidər] N m

regeringsleider

Regierungschef m

re·ge·rings·ze·tel <regeringszetel|s> [rəɣerɪŋsetəl] N m

regeringszetel

Regierungssitz m

re·ge·rings·krin·gen [rəɣerɪŋskrɪŋə(n)] N pl

in regeringskringen

in Regierungskreisen

re·ge·rings·cri·sis <regeringscrisis|sen, regerings|crises> [rəɣerɪŋskrizɪs] N f

regeringscrisis

Regierungskrise f

re·ge·rings·par·tij <regeringspartij|en> [rəɣerɪŋspɑrtɛi] N f

regeringspartij

Regierungspartei f

woord·voer·der <woordvoerder|s> [wortfurdər] N m

1. woordvoerder (iem die het woord voert):

woordvoerder

Sprecher m

2. woordvoerder (iem die namens anderen spreekt):

woordvoerder

Wortführer m

zich als woordvoerder van een zaak opwerpen

sich zum Sprachrohr einer Sache machen fig